Van het gas af: Leven en werken zonder aardgas

Deze volgende bijdrage is geschreven door Sible Schöne (HIER klimaatbureau). Het artikel verscheen op 23 augustus 2016 op www.duurzaamnieuws.nl.


In het Energierapport geeft het ministerie van Economische Zaken aan dat ze de CO2-uitstoot voor de verwarming van woningen en kantoren zo ver wil terugbrengen dat er in 2050 bij de voorziening van lage temperatuurwarmte per saldo geen CO2-emissie meer optreedt. Naast energiebesparing gaat het daarbij ook om het zoveel mogelijk benutten van duurzame of CO2-arme energiedragers: restwarmte, biogas, warmte en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Het gebruik van aardgas zal zoveel mogelijk worden verminderd. Deze warmtetransitie vraagt, aldus het Energierapport, ook om veranderingen in de infrastructuur. Het is daarom verstandig de besluitvorming over een duurzamere warmtevoorziening, inclusief energiebesparing, te koppelen aan plannen voor de aanleg of uitfasering van infrastructuur en/of aan de plannen voor de herstructurering van woongebieden en bedrijvenlocaties.

Besluitvorming, draagvlak en vooral: implementatie

Wat is er nodig is om deze warmtetransitie in de gebouwde omgeving mogelijk te maken? Het vraagt enerzijds om zorgvuldige besluitvorming en draagvlak, en anderzijds om de implementatie van de genomen besluiten. Vooral die implementatie is een buitengewoon ingrijpende opgave. Aardgas is een zeer aantrekkelijke energiebron voor de verwarming van woningen. Vergaande isolatie van oudere woningen naar label A of B kost al snel enkele tienduizenden euro’s per woning. Alternatieve duurzame of CO2-arme energiedragers zijn over het algemeen duurder. Bovendien vereisen sommige ook de omvorming van het verwarmingssysteem in de woning naar lage temperatuur verwarming. Ook dat kost geld.

Om bewoners in het uitvoeringstraject mee te krijgen, is zorgvuldige communicatie essentieel. Dat betekent inspraak en zorgvuldige besluitvorming in het besluitvormingstraject. In het uitvoeringstraject moeten alle bewoners meedoen. Daar ligt de grootste opgave. Deze notitie wil een beeld schetsen 1) welke maatregelen nodig zijn om te komen tot zorgvuldige besluitvorming en 2) welke veranderingen nodig zijn om te komen tot succesvolle uitvoering.

Maatregelen voor zorgvuldige besluitvorming

In het Energierapport geeft het ministerie aan dat keuzes over de inrichting van de warmtevoorziening het beste lokaal kunnen worden gemaakt. Op basis van plaatselijke omstandigheden en voorkeuren. Om ruimte te bieden aan maatwerk in wijken wordt de warmtetransitie dus meer dan nu een lokale en een regionale aangelegenheid. Daarbij is een grotere rol weggelegd voor lokale overheden, gebouwbeheerders, projectontwikkelaars en bewoners. Het ministerie ziet het opstellen van een (regionaal) warmteplan hiervoor als het startpunt.

Gemeenten zullen niet vanzelf een warmteplan opstellen. Er is een wettelijke verplichting nodig om in of bij alle bestemmingsplannen van gemeenten en in alle infrastructuur(her)investeringsplannen van netbeheerders verplicht een strategie voor ‘CO2-neutraal in 2050’ te laten opnemen. Lokale besluitvorming is uiteraard alleen mogelijk als gemeenten, in navolging van Denemarken, de bevoegdheid krijgen om gasnetten te verwijderen en, waar daarvoor wordt gekozen, warmtenetten met verplichte aansluiting aan te leggen. Daarnaast moet uiteraard de verplichting tot aansluiting op het gasnet worden gewijzigd.

Overlegtafel Energievoorziening

In de rapportage van de Overlegtafel Energievoorziening doen netwerkbedrijven, energiebedrijven en maatschappelijke organisaties een aantal aanbevelingen om deze warmtetransitie goed te laten verlopen. Zij pleiten ervoor om alternatieven voor warmtevoorziening in de gebouwde omgeving ruimte te geven en te stimuleren door:

1. Een lokale afweging middels lokale Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA). Dat kan betekenen:

  • hybride warmtepompen in minder goed geïsoleerde woningen, gecombineerd met (duurzame) bronnen voor piekverwarming;
  • elektrische warmtepompen in optimaal geïsoleerde gebouwen;
  • lokale gasnet renoveren als andere mogelijkheden voor duurzame LT warmtevoorziening niet mogelijk zijn;
  • warmtenet als voldoende (duurzaam opgewekte) restwarmte gegarandeerd beschikbaar blijft, of andere (duurzame) warmtebronnen beschikbaar zijn zoals geothermie, afvalwaterzuivering, etc.

2. Een gelijk speelveld creëren: verschillen in fiscale behandeling en in tarifering van gas en elektriciteit wegnemen.

3. Een integrale benadering: consequenties voor alle netten (gas, warmte en elektriciteit) meenemen in MKBA.

4. Op korte termijn starten met het opstellen van een MKBA voor die gebieden waar grote investeringen in netten of gebouwde omgeving te verwachten zijn en/of restwarmte beschikbaar komt.

Vooral deze laatste aanbeveling laat zien dat het logisch kan zijn om de besluitvorming over wijken zonder aardgas te koppelen aan de planning van de netwerkbedrijven voor de eventuele vervanging van oude gasnetten. Dit kan in de praktijk echter ook lastig zijn, omdat zo’n vervanging vaak weer aan andere infrastructuurprojecten is gekoppeld.

Een essentieel element van zorgvuldige besluitvorming is de betrokkenheid van bewoners. Deze moet veel verder gaan dan de nu gangbare inspraakprocedures, omdat een besluit om het gasnet af te bouwen grote gevolgen heeft voor zowel huurders als eigenaar bewoners. Het is daarom belangrijk dat de MKBA ook inzicht geeft in de gevolgen voor individuele huishoudens. Daarnaast moeten lokale energie-initiatieven en wijkgebonden bewonersorganisaties intensief bij de besluitvorming worden betrokken. Gebeurt dat niet, dan laten de gevolgen in de implementatiefase zich raden.

Veranderingen voor een succesvolle uitvoering

Verandering komt alleen maar tot stand als de zorgvuldig genomen besluiten ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Essentiële onderdelen van een zorgvuldige implementatie zijn:

  • proposities waarmee iedere wijkbewoner in redelijkheid uit de voeten kan;
  • een heldere lokale uitvoeringsorganisatie;
  • landelijke ondersteuning van lokale uitvoeringsorganisaties en;
  • een duidelijke kader voor de wijze waarop het bedrijfsleven de maatregelen kan uitvoeren.

Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de bewoner zelf de kennis en instrumenten in handen heeft om keuzes kunnen te maken tussen maatregelen op woning-, straat- en/of wijkniveau.

Redelijke proposities

Wanneer een gemeente ervoor kiest het oude gasnet te vervangen door full-electric warmtepompen in optimaal geïsoleerde gebouwen of een warmtenet, dan zullen in de praktijk (vrijwel) alle bewoners van de betreffende wijk aanpassingen in hun huis moeten realiseren. Zoals gezegd, zijn vergaande isolatie van oudere woningen naar label A of B én de omvorming van het verwarmingssysteem naar lage temperatuur verwarming ingrijpende en kostbare maatregelen. In de praktijk kunnen die kosten op dit moment niet uit de verlaging van de energierekening worden betaald. Veel huishoudens hebben dit geld niet of geven het liever aan andere zaken uit. Daarbij komt dat een deel van de nieuwe technieken onbekend is. Onbekend maakt onbemind en daarbij zullen er ongetwijfeld kinderziektes ontstaan. Ook de voorspelde besparingseffecten kunnen tegenvallen. Of eigenaar-bewoners willen niet investeren omdat ze mogelijk gaan verhuizen. Voldoende bezwaren kortom.

De vraag is daarom wat er nodig is om tot aantrekkelijke proposities te komen, waarmee iedere wijkbewoner in redelijkheid uit de voeten kan. ‘Aantrekkelijk’ moet hierbij breed worden opgevat. Het gaat immers niet alleen om geld, maar ook om comfort- en woningverbetering.

CE Delft heeft berekend dat aantrekkelijke proposities zonder uitgebreide subsidiëring, in de praktijk alleen mogelijk zijn als de gasprijs omhoog gaat naar ongeveer € 1,- per m3(nu 66 cent). Een dergelijke verhoging kan net als bij de regulerende energiebelasting in de jaren ’80 worden ingevoerd als onderdeel van een belastinghervorming. Daarbij moet worden gekozen voor een stapsgewijze verhoging en voor compensatie van specifieke groepen, zoals ouderen, gezinnen met jongere kinderen en vrijwilligersorganisaties (bij compensatie via de loonbelasting).

Er zal verder een oplossing moeten worden gevonden voor de vele eigenaar-bewoners die het geld niet hebben om de noodzakelijke maatregelen te financieren. Een optie is om de netwerkbedrijven hierin een rol te laten spelen, bijvoorbeeld door financiering via de netaansluiting mogelijk te maken. Een andere optie is dat een lokaal energiedienstenbedrijf de eigenaar-bewoners een zogenaamd ‘Woningabonnement’ aanbiedt. Daarmee maken huiseigenaren hun woning volgens eigen wens energiezuinig zonder zelf te investeren, maar door te betalen op basis van de verlaging van hun energierekening. In Deventer is een dergelijk systeem door de lokale energiecoöperatie ontwikkeld met steun van de gemeente Deventer, de provincie Overijssel en de Kredietbank Salland.

Ook moet er aandacht komen voor het probleem dat voor ingrijpende isolatie van oudere woningen veel meer deskundigheid is vereist dan vaak wordt gedacht. Wanneer een paar warmtelekken over het hoofd worden gezien, kan het effect van de genomen isolatiemaatregelen vaak fors tegenvallen of tot bouwfysische problemen als condensatie leiden. Deze deskundigheid kan landelijk worden georganiseerd.

Een lokale ondersteuningsstructuur

Een gemeente die besluit binnen vijf tot tien jaar te stoppen met het aardgasnet in een bepaalde wijk moet uiteraard een lokale infrastructuur bouwen om alle bewoners te helpen met de noodzakelijke besparingsmaatregelen en de veranderingen in het verwarmingssysteem. Lokale duurzame energie-initiatieven en nieuwe wijkgebonden bewonersorganisaties kunnen daarbij een waardevolle rol spelen.

De evaluatie van het wijkgerichte Blok voor Blok-programma beschrijft dat het in de praktijk moeilijk is om grote aantallen eigenaren van koopwoningen te verleiden tot het treffen van energiebesparende maatregelen. Dit zal uiteraard anders liggen wanneer men weet dat het aardgasnet verdwijnt, maar de conclusie is gerechtvaardigd dat deelname echt een probleem is. Voortbouwend op Blok voor Blok zijn er drie initiatieven ontstaan die zijn gericht op de professionalisering van de buurtgerichte aanpak: KUUB,Hoom en Buurkracht. Deze drie partijen hebben allemaal systemen ontwikkeld die zijn te classificeren als klantrelatiebeheersystemen (CRM). Met instemming van de klant worden in deze systemen gegevens bijgehouden over de woning en klantbehoeften. Zo kan op hun specifieke situatie worden ingespeeld, bijvoorbeeld met concrete vervolgacties. De inzet van professionele CRM-systemen lijkt onmisbaar als een gemeente besluit dat een bepaalde wijk binnen x jaar van het gas af gaat.

Landelijke ondersteuningsstructuur

Ter ondersteuning van de lokale ondersteuningsstructuur is een landelijke ondersteuningsstructuur nodig. Deze moet gemeenten, netwerkbedrijven en bewonersinitiatieven helpen met de wijkgerichte transitieaanpak. Daarbij zijn verschillende elementen van belang.

Ten eerste is er landelijke communicatie nodig met als doel huurders en eigenaar-bewoners te informeren over de noodzaak en de mogelijkheden van de gastransitie. Daarnaast is een helder landelijk kader voor de lokale warmteplannen onontbeerlijk. De meest eenvoudig te realiseren opties voor het stoppen met aardgas in wijken met veel relatief slecht geïsoleerde woningen, lijken warmtenetten op basis van hoge temperatuur warmte en hybride warmtepompen. In beide gevallen hoeft er dan in de woning weinig te veranderen. De ontwikkeling naar 100% label A woningen kan geleidelijk verlopen. De vraag is echter of er, zeker op langere termijn, voldoende warmte op hoge temperatuur beschikbaar is. Ook is het de vraag of er voldoende groen gas beschikbaar komt om op grote schaal voor hybride warmtepompen te kiezen. De andere opties, warmtenetten van lage temperatuur en elektrische warmtepompen, vragen een transitie waarbij optimale energiebesparing in alle woningen een integraal onderdeel is.

Een wijkgerichte transitieaanpak vraagt echter ook om het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van aantrekkelijke proposities. Ook is een verbetering en opschaling nodig van de bestaande klantrelatiebeheersystemen, evenals de ondersteuning van lokale energie initiatieven en wijkgebonden bewonersinitiatieven. Toegankelijke informatie over de fasering van de geplande vervanging van het gasnet door de netwerkbedrijven helpt de wijkgerichte transitieaanpak eveneens verder. Daarnaast is inzicht nodig in de (vermeden) kosten die de netwerkbedrijven in een specifieke wijk moeten maken. Tot slot zou een database met werkelijke besparingsgegevens van woningen, bewonersprofielen en besparingsmaatregelen duidelijk moeten maken hoe de prognoses van het toekomstige energiegebruik in een wijk zijn onderbouwd. En last maar zeker niet least: ook partijen, die kritisch zijn over bepaalde opties, moeten in het besluitvormingsproces worden gehoord.

Kaders voor het bedrijfsleven

De kwaliteit van het aanbod van energiebesparingsmaatregelen en diensten is wisselend. Er is sprake van grote verscheidenheid binnen het mkb: isolatiebedrijven, bouwbedrijven en installateurs etc. hebben allemaal hun eigen producten en expertise. Deze expertise is bovendien niet per se energiebesparing als zodanig. Zeker voor de opties die ingrijpende isolatie vereisen, ontbreekt op dit moment nog het integrale aanbod. Innovatie op dit punt is essentieel. Dat pleit voor de ontwikkeling van heldere kaders en eerlijke systemen op basis waarvan de lokale ondersteuningsstructuur (mkb- gemeente besluit te kiezen voor de oprichting van een lokaal energiedienstenbedrijf. Uiteraard moet ook altijd de mogelijkheid blijven bestaan dat eigenaar-bewoners zelf het bedrijf kiezen waarmee ze in zee willen gaan.


Dit artikel van Sible Schöne (HIER klimaatbureau) verscheen op 23 augustus 2016 op www.duurzaamnieuws.nl.

Het maakt deel uit van een serie beschouwingen over de transitie naar een aardgasloze economie van HIER Klimaatbureau op www.duurzaamnieuws.nl.